top of page

Om meer aan de eisen van de klant te kunnen voldoen was het nodig om veel onderzoek te doen naar onder andere bloeitijd, virussen en ziektes. De klant wilde ook in de winter bloemen hebben, en virussen en ziektes waren niet gewenst. Die tasten immers de kwaliteit van de bloemen aan. Het importeren van bollen betekent ook vaak het importeren van schadelijke organismen, die in Nederland terecht komen in een milieu zonder veel natuurlijke vijanden. Het verschil tussen het telen van bollen en het groeien van bollen in de natuur is  dat ze bij de teelt op een kleinere afstand van elkaar staan dan in de natuur. Doordat ze zo dicht op elkaar staan kunnen ziektes zich snel verspreiden. Voor lange tijd wisten kwekers daar niet meer aan te doen dan gewoon de zieke plant uit te roeien, en de omringende grond weg te halen. Dit was vaak niet genoeg om de ziektes te bestrijden. Doordat kennis ontbrak over de aard en de besmettelijkheid van de ziekteverwekkers deed men dan ook vaak de verkeerde dingen. In de zoektocht naar de oplossing van die problemen schakelde men, eerder dan in andere takken van land- en tuinbouw, de hulp in van wetenschappelijk geschoolde onderzoekers. Daarmee begon de verwetenschappelijking van de bloembollensector. Ze onderzochten niet alleen ziekten, maar ook andere problemen zoals bemesting en bloeibaarheid. Bij het aanstellen van wetenschappers voor onderzoek speelde de AVB vaak een grote rol, omdat het in het algemeen belang van bollenkwekers en handelaren was dat deze problemen werden opgelost. Niet alleen wetenschappers speelden een rol bij het zoeken naar oplossingen van deze problemen, maar ook inventieve kwekers als W. Droog (bemesting), N. Dames (prepareren van hyacinten) en C. Eggink (vroegbroei van Darwintulpen). In de loop van tijd werd er steeds meer onderzoek gedaan naar ziektes, en er kwam voor bijna elke ziekte wel een oplossing.

 

Aaltjesziek
Kort voor de Eerste Wereldoorlog werd de narcissenteelt ernstig bedreigd door het zogeheten aaltjesziek, een kwaal waar men machteloos tegenover stond. Op aandrang van schooldirecteur en AVB- lid Volkersz kreeg een jonge ‘plantendokter’, Dr. (later Professor) E. van Slogteren, de opdracht deze ziekte te onderzoeken. Hij kreeg een klein kamertje naast een toilet in de Rijkstuinbouwschool in Lisse als laboratorium toegewezen. Hieruit is onder zijn bekwame leiding het in internationale tuinbouwkringen beroemd geworden Laboratorium voor Bloembollenonderzoek gegroeid.

Sinds 1 januari 2001 gaat deze onderzoekinstelling door het leven onder de naam Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO). PPO is een grote organisatie ontstaan uit een fusie van zeven onderzoekinstellingen. Deze doen allemaal al tientallen jaren specialistisch onderzoek naar bloembollen, bloemen, groente, fruit, champignons, boomkwekerijgewassen en akkerbouwgewassen.
Bij PPO in Lisse werken veel deskundige medewerkers, die zich bezig houden met een scala aan problemen in de bollenteelt. Dat kan van alles zijn, bijv. het ontdekken van ziekten, de bestrijding van ziekten, uitzoeken wat de beste bemesting is, hoe maak je goede compost of hoe lang staat een tulp mooi op de vaas. Al dit onderzoek wordt uitgevoerd aan de Prof. van Slogterenweg, vernoemd naar de man die het Laboratorium voor bloembollenonderzoek heeft opgericht.

 

Geprepareerde Hyacinten

Begin 20ste eeuw nam de vraag naar bloeiende hyacinten in de winter verder toe. Onder de kwekers en exporteurs was voldoende kennis om in de meeste jaren bollen te leveren die in de winter bloeiden. Maar helemaal betrouwbaar was dit niet. Nicolaas Dames, een kweker uit Lisse, bedacht hier een oplossing voor. Hij ontdekte dat de zekerheid van het bloeien in de winter was te vergroten door de bollen in de zomer in de schuur te bewaren en ze een juiste temperatuurbehandeling te geven.

De warmtebehandeling, ook wel prepareren genoemd, maakte het dus mogelijk om  de bol eerder te laten bloeien. De schuurbehandelingswijzen van tegenwoordig zouden ondenkbaar zijn zonder zijn eerdere bevindingen. Het vervroegen van de bloei door middel van warmtebehandeling betekent een keerpunt in de geschiedenis van het bloembollenvak. Na enige experimenten vlak na de eeuwwisseling (waarschijnlijk gericht op ziektebestrijding), markeert het jaar 1907 het begin van doelgericht zoeken naar schuurbehandeling voor vroegbloei. Zijn in de praktijk gevonden resultaten maakten het mogelijk reeds medio 1910 geprepareerde hyacinten, met garantie voor kerstmisbloei, aan de handel aan te bieden. Toen de hyacinten met kerstmis inderdaad in bloei stonden, leidde dit tot een sensatie in de bollenstreek. Door de bol een warmtebehandeling te geven wordt hij eigenlijk voor de gek gehouden. Als de bol uit de warmte komt voelt hij een temperatuursverschil, waardoor hij eerder wortels begint te maken. Op deze manier kregen ze het dus voor elkaar om de bloeiperiode te bepalen. De warmtebehandeling was dus een belangrijke uitvinding in de bollenwereld. Hierdoor waren er voor een langere periode achter elkaar bloemen te verkrijgen op de markt. Er werd steeds meer geëxperimenteerd met dit soort temperatuursbehandelingen, en het bleek dat dit ook bij tulpen mogelijk was.

 

Onderzoek bloeitijd en ziektes

bottom of page