top of page

Mechanisatie in de bloembollenteelt- Hoe ging de bloembollenteelt langzaam over op het gebruik van machines en wat was het gevolg ervan?

Als de Tweede Wereldoorlog er niet tussen was gekomen had de mechanisatie in de bloembollenwereld waarschijnlijk al eerder plaatsgevonden. Nu kwam deze in de jaren vijftig. Tot begin jaren vijftig werd vrijwel het hele proces dat komt kijken bij het telen van bollen met de hand gedaan. Het planten gebeurde handmatig, het dekken met stro tegen vorst, het weghalen hiervan, het koppen van tulpen, schoffelen en rooien. Dit alles gebeurde wel met veel personeel, voor elke taak was veel arbeid nodig. De bol verdroeg geen machines. Totdat in 1950 voor het eerst een Mechanisatietentoonstelling plaatsvond. Deze tentoonstelling vind nog steeds elk jaar plaats, daar laten machine bedrijven hun nieuwe vindingen en innovatieve machines zien. In 1952 kwam de eerste plantmachine op het land en in 1957 de eerste rooimachine. Veel bedrijven zagen deze vorm van vooruitgang niet zitten. Ze waren van mening dat de zware machines diepe insporing veroorzaakten op het land, wat het grondwaterpeil verstoorde. Ze vonden het aanvankelijk maar niks, die zware machines op het land. Maar toch kon de traditioneel ingestelde Bollenstreek de mechanisatie niet tegenhouden. In andere teeltgebieden, bijvoorbeeld in Noord-Holland, waren de meeste kwekers al over gegaan op het gebruik van machines op het land. En wat kun je doen als de concurrentie al overgegaan is? Er was geen weg terug, de jaren vijftig waren de jaren van de opkomst van de mechanisatie. Arbeid werd vervangen door kapitaal in vele sectoren, nu ook in de bollensector. De massale groepen arbeiders namen af, de tractor met daarachter een machine werd een steeds gewoner beeld. Werkgevers en werknemers kregen te maken met nieuwe methoden om werkzaamheden uit te voeren.

De komst van machines heeft een grote invloed gehad op de werkzaamheden op het land en op de werkzaamheden in de schuur. Er kwamen veel veranderingen in de manier van werken. Met name trekkers hebben een enorme impact gehad. De arbeidsproductiviteit werd hierdoor veel groter. Een gevolg was dat er veel minder personeel nodig was. Na de Tweede Wereldoorlog nam het aantal trekkers flink toe. In het kader van het Marshallplan (1947) kwamen er steeds meer naar de Bollenstreek. Vanaf de jaren 50 is er sprake van een steeds verder gaande mechanisatie. Er vindt bij steeds meer bedrijven schaalvergroting plaats. Met steeds minder mensen wordt er steeds meer geproduceerd.

Vormen van mechanisatie op het land

 Gewasbescherming

Hoe ging dat vroeger?
Elk jaar werd er steeds een laagje onkruidvrije grond naar boven gebracht om het onkruid te bestrijden, dit noemde men diepploegen. In totaal ging men zo´n 50 tot 55 centimeter diep. Op die manier konden er ieder jaar andere bollen op hetzelfde stuk grond worden geteeld. De ploegen werden getrokken door 6 tot 9 paarden. Mensen gingen kruipend over de paden om het vuil tussen de bollen uit te wieden. Later ging men over op chemische onkruidbestrijding. Dit gebeurde met een rugspuit. Aan het begin van de jaren ‘50 kwamen nieuwe spuitdoppen in de handel. Door deze spuitdoppen werd een fijnere druppel gegeven, wat gunstig was voor de verdeling van de middelen op het blad. De hoeveelheid water werd hiermee verlaagd. Ook als er dauw was kon er worden gespoten, omdat de druppels niet van het gewas konden aflopen. 

 Hoe gaat dat nu?
Later is het diepploegen deels vervangen door de chemische gewasbescherming, waarmee het onkruid sneller, makkelijker en beter bestreden kan worden. Ook de grotere werkbreedte van de spuiten op de trekkers heeft hieraan bijgedragen.  

Ziektebestrijding

Hoe ging dat vroeger?
Met diepploegen werd niet alleen onkruid bestreden, maar werden ook ziektekiemen bestreden. Ook liepen er ziekzoekers in het voorjaar door de paden langs de bedden om zieke bollen op te sporen en eruit te halen. Ze hadden vaak een paraplu bij zich, zo konden ze de zieke bollen beter vinden, omdat de zon er niet op scheen. In de jaren '80 kwam men erachter dat ziektekiemen bestreden konden worden door middel van inunderen, hierbij werd het land voor een tijd onder water gezet. Een bollenkweker uit Breezand hoorde hierover bij het Laboratorium van Bloembollenonderzoek en paste het toe op zijn kwekerij. Hij kon duidelijk zien dat ziekten verdwenen. Ook werd met inundatie voorkomen dat achtergebleven bollen opkwamen. De bollenkweker vertelde over zijn goede ervaring met inundatie en bracht het over op de rest van de telers.

Hoe gaat dat nu?
Nu nog steeds gebeurt gewasbescherming door middel van inunderen. In de nazomer staan grote oppervlakten onder water. Ook worden de ziekten bestreden met grondontsmetting, hierbij wordt de grond behandeld met vloeistof dat zich ontwikkelt als gas waardoor ziektekiemen dood gaan. Na het rooien worden de groenbemesters gezaaid, zo hoeven er minder gewasbeschermingsmiddelen en minder kunstmest gebruikt te worden. Ook het ziekzoeken is er nog altijd om de partijen bloembollen gezond en zuiver te houden. Veel bedrijven gebruiken hiervoor een selectiewagen. Die de zieke bollen eruit haalt. In de toekomst zal er misschien wel een ziekzoekrobot komen. 

 Bemesten

 Hoe ging dat vroeger?
De schepen met koeienmest kwamen uit Groningen en Friesland. Deze mest werd over het land gestrooid en daarna werden de bloembollen geplant. Het strooien van de kunstmest werd lange tijd met de hand gedaan, met een hooivork werd het over het land verspreid. Er werd gewerkt met een kleine strooiwagen. In de jaren ’60 kwam hier een machine voor die achter de tractor werd geplaatst.

Hoe gaat dat nu?
Er wordt nu natuurlijk niets meer met de hand gedaan, na alle uitvindingen van machines. Met een grote meststrooier achter een trekker wordt de mest over het land verspreid. Ook wordt er compost gestrooid, met dezelfde meststrooier. Meestal laat een bollenkweker dit door een loonwerker doen omdat het  niet rendabel is om zelf een meststrooier te kopen.

 
Planten

Hoe ging dat vroeger?
Het planten van de bollen ging vroeger met de hand. De grond werd omgespit, daarna met een hark gelijk gemaakt. Door een rek met ijzeren tanden (een eg) werd de grond vlak gemaakt. Het rek werd door een aantal arbeiders over het land getrokken. Hierna werden er bedden gemaakt van ±1 meter breed en 14 meter lang. De grond werd met een vork omgegooid. Toen werden er met een plantrek plantregels gemaakt, waar de bollen in werden gezet. Alle bollen moesten netjes met de hand in de grond worden gezet en daarna moest de grond er weer overheen worden gestrooid. Dit was veel werk en daarom waren er zoveel arbeiders nodig. Als de bollen in de grond zaten, werd de grond afgedekt met stro. Het stro werd over de bollen gelegd, zodat het ’s winters voor de bollen niet te koud was. Anders zouden ze bevriezen.

In 1950 kwam er een vernieuwing in de manier van planten, de lange-regelteelt. De eerste jaren werden de regels met de tractor gemaakt, door middel van licht aandrukken. De teler legde de bollen erin en bracht met de hark of eg grond over de bollen.  Pas halverwege jaren ’60 ontwikkelden zich de plantmachines. Ook werden narcissen soms ingeploegd. Eind jaren ’80 kwam het ploegen met meerdere scharen in gebruik.

Hoe gaat dat nu?
De bollen worden geplant met machines. De plantmachine plant de bol eerst op een bepaalde diepte, hierna wordt de bol automatisch met grond bedekt. Dan wordt er stro op het plantbed gelegd met de strodekmachine. Zo wordt het stuiven van het zand voorkomen en ook worden de bollen dan beschermd tegen vorst. De plantbedden worden steeds breder, zo worden ook de machines verbreed van 1 meter 50 naar 1 meter 80.

Beregenen

Hoe ging dat vroeger?
Bloembollen hebben water nodig om te groeien (vooral de tulp). Vroeger was de hoeveelheid water die ze kregen, afhankelijk van het weer. Men ontdekte dat met het beregenen van het land de grondwaterstand verlaagd kon worden. Zo werd de grond minder gevoelig voor structuurbederf. De beregening gebeurde met behulp van beregeningspijpen met sproeiers. Door deze pijpen die op het land lagen, liep het water. Deze moesten met de hand worden verplaatst.

Hoe gaat dat nu?
Sinds de jaren ’80 gebeurt het beregenen met beregeningshaspels. Er wordt water uit de sloot gepompt en dit wordt met een haspel over het land gesproeid. De pomp wordt aangedreven door een trekker en het regenhaspel laat de slang, met aan het uiteinde een sproeikop die een beweging maakt van een gewenst aantal graden, langzaam opdraaien. Als de sproeikop (die op een karretje staat) aan het einde van een bed is dan slaat de motor van de trekker automatisch af en is er een stuk land beregend. Hierna kan het haspel verzet worden. Omdat het regenhaspel makkelijk te verrijden is kan de bollenkweker het op ieder stuk land gebruiken.
 

Koppen

Hoe ging dat vroeger?
Tijdens de tijd dat tulpen in bloei kwamen moesten de arbeiders kruipend over de paden om met de hand alle bloemen te koppen.
 

Hoe gaat dat nu?
Het koppen gebeurt nu voor het grootste deel met machines. Er blijven wel altijd een aantal bloemkoppen achter die nog met de hand moeten worden gekopt. De machine waarmee de bloemen worden gekopt kan op iedere gewenste hoogte worden afgesteld, zodat de kweker zijn machine voor al zijn partijen tulpen kan gebruiken.

 Rooien

Hoe ging dat vroeger?
Nadat de bloemen waren uitgebloeid, werden de bollen gerooid (oogsten). Hiervoor moest al het verdorde blad worden weggehaald. Het rooien werd gedaan met een steekschop met twee houten handvatten. De bollen werden met de hand uit de aarde gehaald en in een mand gegooid. De mand werd in een hor gedaan, zodat het zand eruit ging. Hierna werden de bollen bij elkaar in een grote mand gedaan. Elke avond werden de bollen met paarden of kruiwagen naar de bollenschuur gebracht. De manden werden leeggegooid op grote tafels, de bollenpellers konden ze gaan pellen. De eerste rooimachines werden aan een kabel voortgetrokken.

In de jaren ’30 werden bij de grotere bedrijven de bollen over een smal spoor vanaf het land naar de schuur gebracht. De komst van de Robur- transportwagen was een revolutie in de bloembollenteelt. Het was een karretje met een groot draagvermogen. Na de Tweede Wereldoorlog werden de taken van deze wagen voor het grootste deel overgenomen door de trekker met aanhanger. Toen het areaal bollen per bedrijf steeds groter werd kwam de vraag naar grotere rooimachines op, die alle soorten bolgewassen konden rooien. 

 Hoe gaat dat nu?
Tegenwoordig gebeurt het rooien met een rooimachine, die ervoor zorgt dat de bloembollen onbeschadigd uit de grond worden gehaald.  De bollen worden door de machine uit de grond getild, en gezeefd waardoor de aarde loslaat. De mensen die op de rooimachine staan zorgen ervoor dat achtergebleven onkruid wordt weggehaald. Sommige kwekers rooien de bollen in kuubkisten, anderen in kiepwagens. In kiepwagens gaat het sneller, omdat je dan niet iedere keer de kist hoeft te verwisselen. Dit wordt door veel kwekers bekritiseerd omdat ze van mening zijn dat de bol dan beschadigd raakt.
 

Vormen van mechanisatie in de schuur

 Sorteren

 Hoe ging dat vroeger?
Helemaal op het begin werden de tulpenbollen op maat gesorteerd met op elkaar gestapelde zeefplaten. Bij de hyacinten gebeurde het heel soms ook op deze manier, maar meestal werden deze met de hand gedaan. Toen kwamen de eerste sorteermachines, zonder motor. De schudbeweging die ze maakten werd opgewekt met een groot wiel dat men moest ronddraaien. In 1935 kwam de eerste machine die elektrisch werkte. En binnen een paar jaar werd deze overal gebruikt.


Hoe gaat dat nu?
Nu wordt de sorteermachine nog steeds gebruikt en het principe is nog steeds hetzelfde als in 1935. Wel zijn deze machines natuurlijk door de jaren heen steeds groter en sneller geworden.  

Pellen

Hoe ging dat vroeger?
Het pellen gebeurde vroeger allemaal met de hand, bol voor bol. De gerooide tulpenbollen werden op de tafels gegooid en een groep arbeiders zorgde ervoor dat overal de worteltjes en de oude huid af werden gepeld. Het was eenvoudig werk, dus het werd veel gedaan door kinderen en huisvrouwen. Zij kregen per kist bollen die zij pelden betaald.

Hoe gaat dat nu?
Tulpenbollen worden tegenwoordig voor 70%-80% gepeld door de pelmachine. Hierbij worden niet alle bollen goed gepeld dus moeten ze met de hand worden nagepeld. Hierbij wordt een lopende band gebruikt.

Tellen

 Hoe ging dat vroeger?
Nadat de bollen gesorteerd waren, moesten ze geteld worden. Aan het begin was dit een zeer intensieve klus. Elke order werd met de hand geteld. In 1949 kwam de eerste telmachine. Hiervoor was meteen veel belangstelling. In de loop der jaren is de telmachine ook veel verbeterd. 

Hoe gaat dat nu? Tegenwoordig gaat het tellen zeer snel. Achter de telmachine staat wel nog steeds een werknemer die de kratten of doosjes waarin de bollen geteld zijn opstapelt.

Bewaren

Hoe ging dat vroeger?
In de meeste schuren werden de bloembollen op stellingen bewaard. In de schuur moest een gewenst klimaat zijn voor de bollen door middel van gesloten of geopende ramen en deuren. Er waren grote stellingen waarop tulpen werden gestort om zo te kunnen drogen. In 1924 kwamen de gaasbakken, die toen nog als fust werden gebruikt. Na 1945 werden ze gebruikt voor de bewaring van de bollen. Zo verdwenen de stellingen en werd de ruimte met de gaasbakken veel beter benut.   

Vlak na de Tweede Wereldoorlog kwam er verandering in de klimaatregeling in de schuren. Er kwamen ventilators in de schuren, waardoor er constant gelijkmatig verwarmde lucht de ruimte in werd geblazen. In 1958 kwam de Anthakrat op de markt, die een nog betere ruimtebenutting gaf.

In de jaren '60 kwam er de kuubkist. Die werd in het begin alleen  benut voor het transport, maar werd al snel als pelkist toegepast. Toen de bewaarsystemen waren gewijzigd, werden de bollen ook gedroogd en bewaard in de kuubkisten.

Hoe gaat dat nu?
De bloembollen worden bewaard in cellen met een regelbaar klimaat. Een computer kan de temperatuur, luchtvochtigheid, ventilatie en verwarming regelen. Er wordt direct een signaal gegeven als er wat mis gaat. Als er bijvoorbeeld ergens een celdeur open is blijven staan waardoor de temperatuur kan dalen of stijgen, dan krijgt de bollenkweker een bericht op zijn mobiele telefoon met het nummer van de cel waarvan de deur openstaat. Ook wordt het klimaat door de computer geregistreerd waardoor klimaatgegevens gecontroleerd kunnen worden.

 Warmwaterbehandeling

Hoe ging dat vroeger?
Rond 1920 werd door Engelse en Nederlandse onderzoekers de warmwaterbehandeling met gunstige resultaten bij bestrijding van ziekten in verschillende gewassen uitgevonden. Dit had vooral resultaat op de narcissen. De bloembollen groeiden na een warmwaterbehandeling ook veel beter. Later werd de warmwaterbehandeling ook bij andere soorten bolgewassen toegepast. De eerste ketels werden verwarmd met een benzinebrander of waren aangesloten op centrale verwarming. Na 1945 werden kleinere veldketels gebruikt.

Hoe gaat dat nu?
Het koken van narcissen is nog steeds van belang. Het gebeurt met grote ontsmettinginstallaties, waarin bollen worden gekookt.

Het grootste gevolg van de mechanisatie was dat bedrijven konden uitbreiden, omdat ze met alles sneller klaar waren door middel van nieuwe machines. Hierdoor gebeurde alles op steeds grotere schaal. Er is  veel veranderd, maar veel is ook hetzelfde gebleven. Het werken is door de mechanisatie een stuk prettiger geworden, maar nog steeds is het hard werken in deze sector. Vroeger werkte een bollenkweker in de zomer zo’n 75 uur in de week of soms nog meer, en dat is tot op de dag van vandaag nog niet veranderd. 

Ondanks mechanisering zijn arbeiders zeker van belang. Vooral in de zomer, na het rooien bij de verwerking van de bloembollen moeten veel arbeidskrachten worden ingezet om het werk goed en op tijd af te krijgen. Alles moet in een korte periode gebeuren, de exporteurs moeten hun bollen op tijd binnen krijgen zodat ze ze op tijd kunnen verpakken en versturen. Door een afname van de bevolkingsgroei en vergrijzing, wordt het wel steeds moeilijker om goed personeel in de landbouwsector te werven. Daarom wordt een deel van het werk gedaan door mensen uit het buitenland zoals de polen, die je heel vaak ziet bij bollenbedrijven.

 

 

 

Mechanisatie

bottom of page